De Bevrijding

Bij vechtscènes zapt meneer Foppe meteen door. Behalve als het een documentaire betreft over de Tweede Wereldoorlog. Als het ‘echt’ is. Oorlogsspeelfilms schakelt hij ook binnen enkele seconden weg, maar voor echte zwart-wit beelden uit De Oorlog, gaat meneer Foppe recht zitten. Hij voelt zich verplicht te kijken. Hij was er immers zelf bij? Nou ja, min of meer – bij de Bevrijding was hij vijf, bijna zes jaar. Hij bewaart echte herinneringsbeelden uit de oorlog in zijn hoofd.

Als hem zou worden gevraagd naar zijn ‘tv-moment van het jaar’, zou hij zonder twijfel kiezen voor De Twee Minuten Stilte op vier mei. Op die plechtige dag zit hij al vanaf ’s avonds halfzeven klaar in de grote tv-stoel. Hij heeft er zelfs zijn goede kostuum (‘zondagse pak’) voor aangetrokken.
En als de trompet klinkt en het moment is aangebroken, probeert hij zo’n diepe stilte in acht te nemen, dat hij zichzelf zelfs niet toestaat te slikken, mocht de ontroering hem even te machtig worden.

Waar denkt meneer Foppe aan tijdens de twee nationale minuten? Niet aan oorlogsslachtoffers. Al zijn familieleden hebben De Oorlog overleefd. Ja, even herdenkt hij: ‘Wat is oorlog toch erg. Al die mensen die zijn omgekomen…’ Maar daarna denkt hij aan zijn ouders, die hem zonder dat hij er veel van merkte door de oorlog hebben gevoerd. Ook toen het moeilijk werd en ze bijna niets meer te eten hadden.
En hij laat zijn handjevol herinneringsbeelden nog eens de revue passeren. Of die nu wel of niet echt zijn… Vader en moeder hebben zoveel over de oorlog verteld, misschien zijn het wel hun verhalen die hij laat doorgaan voor eigen herinneringen. Hij moet er maar niet mee te koop lopen, vindt hij. En daarom is het goed dat meneer Foppe zelden met mensen spreekt. Hoeft hij het ook niet over De Oorlog te hebben. Ze zouden hem toch maar verwaand vinden – ‘die Foppe doet of-ie belangrijk in de oorlog is geweest’.

Van één herinneringsbeeld weet meneer Foppe zeker dat het van hem is, want zijn ouders waren er toen niet bij.
De scène speelt zich af op de kleuterschool. Hij zit op een eerste verdieping voor het raam met blokken te spelen en hij en de andere kinderen kijken uit op het plantsoen aan de overkant waar een groot kanon staat opgesteld. Duitse soldaten zijn bezig bebladerde boomtakken over het kanon te hangen.

De juf van de kleine meneer Foppe – zijn liefste juf – komt dicht bij het raam staan om te kijken wat er gaande is. En dan zien de soldaten juf. Ze vinden juf duidelijk heel leuk. Ze zwaaien en ze lachen en ze roepen onverstaanbare dingen. Nu gebeurt er iets engs. De soldaten draaien het kanon in de richting van het raam van de kleuterschool. En de lange loop van het kanon, die eerst verticaal omhoog wees, zakt naar beneden tot hij precies op de juf en de kinderen is gericht.
Juf schrikt hevig – daarom weet meneer Foppe het nog zo goed. Ze zegt heel hard tegen de kinderen: ‘Vlug, opstaan, en gauw naar de gang!’ De soldaten blijven maar zwaaien en roepen. Verder gebeurde er niets ergs, niet dat meneer Foppe weet.

Op de vijfde mei, Bevrijdingsdag, zet meneer Foppe geen stap buiten de deur. Hij moet er niet aan denken in een vrolijke optocht of op een overvolle bevrijdingsmarkt terecht te komen. Op de vijfde mei speelt de herinnering aan zijn eerste, de enige echte Bevrijdingsdag, 5 mei 1945, hem nog altijd pijnlijke parten.

Dit is het beeld:
De kleine meneer Foppe staat in het halletje achter de voordeur. Vader probeert een touw over zijn hoofd te trekken, waaraan een trommel hangt. Geen echte, maar een leeg blik waarin reddend voedsel heeft gezeten dat door de Amerikaanse en Engelse vliegtuigen naar beneden is gegooid. Moeder duwt hem een paar lepels in de hand, die voor trommelstokken moeten doorgaan. In de straat is het geroffel en gebonk van de drumband in de bevrijdingsoptocht al te horen – ze komen eraan, wel dertig jongens uit de buurt, allemaal voorzien van lege voedselblikken.

En de kleine meneer Foppe huilt en schreeuwt moord en brand. Hij wil niet naar buiten, niet tussen de andere jongens met hun gekke trommels. Met twee lepels op een blik slaan, de mensen zullen hem hard uitlachen. Moeder en vader zijn onverbiddelijk. Ze tillen hem op, dragen hem de voordeur uit en als de drumband voorbijkomt, zet vader hem in de achterste rij.

En zo viert meneer Foppe zijn eerste Bevrijdingsdag. Voorovergebogen met een betraand wit hoofdje, sjokt hij achter de muziek aan. Hij houdt de lepels stijf tegen zijn benen aangedrukt. Hij durft niet één keer te slaan.

Misschien is het op die eerste Bevrijdingsdag begonnen, denkt meneer Foppe wel eens als hij bijvoorbeeld in de rij staat voor een kassa van de supermarkt en zich heel erg zenuwachtig maakt omdat hij zometeen zijn boodschappen voor de ogen van alle klanten moet uitstallen.

(Uit: Meneer Foppe en de hele reutemeteut – Uitgeverij De Harmonie)