Zeven uur in de ochtend van een heerlijke lentedag in de jaren vijftig en er heerst op dit vroege spitsuur al een grote bedrijvigheid op de Haagse Laan van Meerdervoort. Aan beide zijden fietsen rijen ambtenaren naar kantoor, met de aktetas onder de snelbinders, met daarin het regenpak voor je-weet-maar-nooit, en het trommeltje gevuld met boterhammen voor tussen de middag – de woorden snack en lunch kende men toentertijd nog niet – de fietsvlaggetjes wapperen vrolijk in de harde tegenwind en de fietsbellen, waarmee vrolijk wordt gerinkeld, nodigen de voetgangers uit tot achterop springen.
In een van de zijlanen is het extra druk. Niet ver van de hoek met de Laan van Meerdervoort heeft zich een kleine menigte verzameld voor huis nummer 502 aan de statige Beeklaan. In het midden van die allee staat een kring opgesteld van circa honderd fietsers en voetgangers, die in stilte, in een wachtende houding, gespannen turen naar pand nummer 502.
Stipt om half acht zwaait de immense voordeur open en treedt de hoofdbewoner naar buiten. De kleine menigte voor zijn huis haalt collectief opgelucht adem en spatgelijk klinkt de uitroep: ‘Goedemorgen, Willem Drees!’

Willem Drees verlaat zijn woning
Hoe vaak heb ik in die menigte gestaan, om getuige te zijn van de ochtendbegroeting van de grote socialistische voorman Willem Drees.
Eerst gezamenlijk met mijn ouders, later ook alleen, als vijftien/zestienjarige jongeman, heb ik vele tientallen malen de wandeling van Willem Drees, van zijn eenvoudige woonhuis naar het Binnenhof, mee mogen maken. Iedere werkdag werd de minister-president tijdens die voettocht, omstuwd door tientallen bewonderaars. Onderweg werd hem door alle voorbijgangers goedemorgen gewenst en uit de opengeschoven bovenramen werd hij met zak- en theedoeken toegewuifd.
Willem Drees vormde met zijn twee meter en tweeënveertig centimeter een indrukwekkende gestalte. Wel drie tot vier koppen uittorenend boven zijn bewonderaars, werd volkomen duidelijk waarom hij De Reus van het Binnenhof werd genoemd, de ‘grootste minister-president die Nederland ooit heeft gekend’.
De grote Drees was, zoals alle ochtenden, eenvoudig gekleed in een langvallende grijze overjas, met een zwarte herenhoed op het eerbiedwaardige hoofd. Met zijn glimmend gepoetste eenvoudige zwarte herenschoenen nam hij rustige, bedaarde stappen; toch moesten zijn bezwete volgelingen moeite doen hem bij te benen. Zijn buitenmodel immense aktetas werd door drie potige jongemannen op twee passen achter de grote man meegevoerd. Die tas bevatte – zoals insiders wisten te melden – een trommel met vijfentwintig boterhammen met kaas en een reusachtig rubberen regenpak voor je-weet-maar-nooit.
Tegen de tijd dat dr. Drees in zijn kalme, zekere tred de Javastraat inliep, was het aantal meelopers gegroeid tot boven de duizend. Op de hoek van de Zeestraat deed een verkeersagent met zijn stopbord hopeloze pogingen het fietsverkeer in goede banen te leiden. Het ontaardde elke dag in een verkeerschaos, maar niemand klaagde. Schelden en vloeken in het openbaar, deed men toentertijd nog niet.
Nu stak dr. Drees het ruime Plein 1813 over. Op de trappen van het monument ter ere van de Nederlandse overwinning op Napoleon, had zich, zoals iedere ochtend, een delegatie ouden van dagen opgesteld, die de passerende dr. Drees zo luid als hun broze stemmen het toelieten van harte toejuichten. Zo betoonden de bejaarden hun dankbaarheid jegens de oudedagsvoorzieningen die hún Vadertje Drees voor hen had getroffen. Ingehouden en met klein gebaar lichtte dr. Drees even de hoed van het hoofd.
Vadertje Drees – als je de reusachtige gestalte over het Lange Voorhout en de Kneuterdijk zag voortstappen, begreep je op slag iets meer van onze heerlijke Hollandse humor.
Nu brak het precaire moment aan: dr. Drees moest het poortje onderdoor dat toegang gaf tot het Binnenhof. Het betekende dat de grote, fiere staatsman diep moest bukken en met vooruitgestoken rechterschouder, in een potsierlijke houding, scheef zijwaarts, die hindernis diende te nemen.
Iedereen wendde discreet het hoofd af. Niemand wilde getuige zijn van het ontluisterende beeld van de buigende grote staatsman, die zich door een poortje wringt.
Het pleit voor de loyaliteit van de Nederlandse pers van die dagen dat er nimmer een foto in de kranten is verschenen van dit pijnlijke, vernederende momentum. Discretie en terughoudendheid stonden bij de Nederlandse media nog hoog in het vaandel.
En zo bereikte Willem Drees zijn werkplek. Met een opgestoken hand groette hij de menigte en verdween in het gebouw van de Tweede Kamer, waar hij zich ook deze dag weer zou wijden aan het bedenken van wetten ter bescherming van de minderbedeelden, de hulpbehoevenden, de allerarmsten en onderliggende klassen in onze samenleving.
Jaar in jaar uit voltrok zich dit ochtendritueel langs dezelfde lijnen. Er is echter een vroege periode geweest – toen ik nog te klein was om de feiten te kunnen duiden – waarin de vaste regelmaat onderbroken werd.
Er is een dag geweest waarop de deur van woonhuis Beeklaan 502 om half acht ’s ochtends gesloten bleef. Het zorgde voor grote verwarring in de achterban. Al snel bereikte ons het doorgefluisterde gerucht dat Dr. Willem Drees een geheime reis had ondernomen naar het verre Nederlands-Indië, teneinde in hoogst eigen persoon een einde te maken aan de ongeregeldheden, veroorzaakt door opstandige inlanders.
En weer was de pers zo netjes en loyaal ons onwelgevallig nieuws te onthouden en zijn de beelden ons bespaard gebleven van een dr. Willem Drees die – hebben ooggetuigen verklaard – niet te voet door de Indische dreven schreed, maar werd gedwongen in een van bamboestengels gevlochten draagstoel plaats te nemen. De stoel zou door tien inlanders over heel Java gedragen worden, maar is al na drie minuten gekapseisd, waardoor dr. Drees in het water van een rijstveld terecht is gekomen. Waarschijnlijk gold het hier een subversieve daad – het begrip terroristische aanslag kende men toentertijd nog niet.
De reactie van de Nederlandse overheid was ferm maar rechtvaardig. Tweemaal kwam een Nederlandse legermacht in onze Gordel van Smaragd in actie, waarbij helaas aan beide zijden tienduizenden strijders zijn gevallen. In het vaderland werden die militaire expedities ‘politionele acties’ genoemd – weer zo’n voorbeeld van heerlijke Hollandse Humor.
Zoals gezegd heb ik de ochtendwandeling van Willem Drees vele malen meegemaakt. Ook des avonds heb ik mij nog wel ’s per fiets naar het huisadres op de Beeklaan begeven. Ik voegde me dan bij de tientallen die zich in het donker voor nummer 502 hadden opgesteld, om een glimp op te vangen van hun geliefde Vadertje.
Hij maakte het ons gemakkelijk. Dr. Drees zat in een grote stoel voor het venster, waarvan de gordijnen volgens oud-Nederlandse traditie altijd open bleven en wij genoten van het geliefde profiel, het hoge voorhoofd, de rechte neus, de snor, onder het licht van de drie meter hoge schemerlamp.
Na dit rustgevende tafereel in me op te hebben genomen, peddelde ik dan weer snel huiswaarts om naar de radio te luisteren. De VARA zond elke avond oude toespraken van Willem Drees uit en het was een genot om met het sonore, brommende geluid van zijn gevoelige stem in slaap te mogen vallen.
In latere jaren fietste ik een enkele keer voorbij Beeklaan 502 in de vaste rustgevende overtuiging dat hij er zou zitten.
De zekerheid van zijn aanwezigheid werd ons in 1988 ontnomen, toen de grootste minister-president aller tijden op 101-jarige leeftijd van ons werd weggenomen. De laatste leider die tevens leidsman was.